Opiniestuk: Met digitale deconnectie alleen komen we er niet

digi_admin | Feb. 25, 2022, 4:16 p.m.

De federale regering legt het recht op digitale deconnectie vast. Mooi, schrijven drie onderzoekers gespecialiseerd in de materie, maar er zijn fundamentelere problemen in de manier waarop we ons werk organiseren.


Mariek Vanden Abeele, Elfi Baillien & Heidi Vandebosch


Hoofddocent digitale cultuur en digitaal welzijn (UGent), hoofddocent psychosociale risico’s en digitaal welzijn op het werk (KULeuven), hoogleraar digitale media en gezondheid (UAntwerpen)


De nieuwe arbeidsdeal verankert het recht op deconnectie(DS 16 februari).Als bedrijven aan enkele voorwaarden voldoen, krijgen werknemers het recht om buiten de werkuren niet te reageren op werkgerelateerde vragen. Dat recht komt geen moment te vroeg. Het is ­belangrijk dat werknemers buiten de werkuren kunnen ontspannen en psychologisch ­afstand kunnen ­nemen van het werk.


Het is vanzelfsprekend dat dit ­beter zal lukken als werknemers de laptop of mailbox kunnen afsluiten. Na vele maanden telewerk is dit ­onderdeel van de federale arbeidsdeal een welkome, mogelijk zelfs een ­urgente herinnering aan het belang van een gezonde balans tussen werktijd en privétijd.


Tweede smartphone


Toch is digitaal deconnecteren geen heilige graal. We moeten bovenal uitkijken dat het geen lapmiddel wordt voor fundamentelere problemen in de manier waarop we werk organi­seren in onze samenleving. Het ‘altijd aan moeten staan’ is een complexe menselijke ervaring die ontstaat in een technologische, sociale en institutionele context die deconnecteren moeilijk, soms zelfs onmogelijk maakt.


Op het technologische vlak zal ­iemand die één smartphone heeft, zijn werk- en privécommunicatie zien samenkomen op één toestel. Dat kan het moeilijk maken om inkomende berichten van het werk te ­negeren – ook al heb je daartoe het recht.


De sociale context kan deconnectie ook bemoeilijken – of minder aantrekkelijk maken. Denk aan alle ­ouders die de voorbije jaren thuiswerk combineerden met de zorg voor een kind in quarantaine: zij kijken wellicht verlangend uit naar ochtend- en avonduren als een moment om verloren werktijd in te halen en connectie te maken met collega’s.


Op het institutionele vlak zijn er op de werkvloer vaak impliciete verwachtingen over de digitale bereikbaarheid en aanwezigheid van werk­nemers – niet deelnemen aan een discussie met collega’s op Whatsapp kan al snel geïnterpreteerd worden als een ­gebrek aan betrokkenheid, collegialiteit of inzet. Dat kan het moeilijker maken voor collega’s om hun recht op deconnectie op te eisen. En wat met collega’s die straks voor een werkweek van vier dagen kiezen? We merken nu al in onderzoek dat werknemers in een viervijfdestatuut op hun vrije dag mails blijven opvolgen.



Hoe komt het dat we ons werk als zo belastend ervaren, dat we het alleen kunnen volhouden als we ’s avonds digitaal deconnecteren?



Een belangrijke vraag blijft wie verantwoordelijk is voor digitale deconnectie, en daaraan verbonden, of ­deconnecteren vrijwillig moet ­gebeuren of opgelegd moet worden. Daarin spelen overheden, werkgevers, werknemers, maar ook de technologische industrie een rol. Een werkgever kan digitale deconnectie faciliteren – of zelfs afdwingen – door zijn technologische infrastructuur erop af te stemmen. Denk aan bedrijven waar werknemers na de werkuren niet op de server kunnen, of bedrijven die werknemers bewust een tweede smartphone geven die dan uitsluitend voor het werk dient.


Vergaderdruk


Hoewel goedbedoeld, zijn dat soort ingrepen ook riskant: werknemers kunnen ze ervaren als een beperking van hun autonomie. Die werknemers hebben bovendien ook zelf een individuele verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld om zelf ’s avonds geen mails te versturen. En wat met de verantwoordelijkheid van technologiebedrijven, die producten zo vormgeven dat connectie default is, en ­deconnectie de uitzondering? Staat digitaal welzijn daar voldoende hoog op de agenda?


Tot slot moeten we ons afvragen of digitale deconnectie geen lapmiddel is voor een dieper en fundamenteler probleem. Hoe komt het dat we ons werkleven als zodanig belastend ervaren, dat we het alleen nog kunnen volhouden als we ’s avonds digitaal ­deconnecteren? Wat maakt dat onze werkdagen zo druk zijn, dat we onze mails ’s avonds moeten behandelen – alsof dat geen werk is? Hoe kunnen we de vergaderdruk en bureaucratische last van ons werk verminderen, zonder daarvoor in te boeten aan productiviteit en welzijn? Als we spreken over duurzaam werk, dan moeten we die fundamentele vragen mee in over­weging nemen.


Kortom, we zijn blij dat de federale overheid digitale deconnectie op de agenda zet. Maar ons onderzoek wijst uit dat het geen pasklare oplossing is voor iedereen, in alle omstandig­heden. We pleiten voor een structu­rele en geïntegreerde aanpak waarin de voordelen van digitale connectiviteit voor individu, organisatie en ­samenleving gekoppeld worden aan een ­groter bewustzijn van de nadelen, waaronder in het bijzonder de technologische overbelasting van werk­nemers. Dat gebeurt best samen met zowel sociale partners als wetenschappelijke experts.